De blauwvintonijn is te vinden in de hele Noord-Atlantische Oceaan en in de aanpalende zee�n, zoals de Middellandse Zee. Omdat de vis rondtrekt, onder andere om in warmer water voort te planten, is het bestand moeilijk te beheren op internationaal niveau. Ondanks vele debatten over de migraties in de oceanen werden (maar) twee bestandbeheerszones door de internationale organisaties vastgelegd: een bestand in het Oosten, waar de Middellandse Zee in opgenomen is, en een bestand in het Westen, dat de Noord-Atlantische Oceaan dekt.
Traditioneel werd op de blauwvintonijn gevist met behulp van vallen (fuiken). Vandaag de dag worden 60 � 80% opgevist met enorme sleepnetten, die een grotere vangstcapaciteit hebben. De meeste gevangen tonijnen worden daarna levend naar bedrijven vervoerd, waar ze vetgemest worden. Ook de vissen waarmee de blauwvintonijnen gevoederd worden, kampen met problemen van overbevissing. De zeer hoge prijs van de blauwvintonijn verklaart het feit dat (meer dan) twijfelachtige praktijken worden toegepast, maar rechtvaardigen die daarom hoegenaamd niet. Aan de actualiteit kunnen we aflezen wat er precies op het spel staat. Zo werd begin dit jaar een blauwvintonijn van 342 kg, die in de territoriale wateren van Japan werd opgevist, verkocht voor de prijs van 300.000 euro.
Al 30 jaar zijn de factoren die het blauwvintonijnbestand bedreigen bekend. Van 1980 tot 2000 nam het aantal volwassen blauwvintonijnen af met 80%, waardoor de voortplanting in gevaar kwam. Forse subsidies van de Europese Unie in de jaren 1990 hebben zeker meegespeeld in deze forse afname. Ook de illegale visvangst, door boten die niet onder de vlag van een van de lidstaten varen, is nefast.
Omdat de blauwvintonijn door een twintigtal landen ge�xploiteerd wordt, is het een internationale organisatie � de ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) � die zowel diagnosticeert en als consulteert cumuleert. De ICCAT is belast met de uitvoering van internationaal geco�rdineerde onderzoeken en formuleert aanbevelingen voor de regulering. In het geval van de blauwvintonijn stelt (vooral) de evaluatie van het Oostbestand problemen. Onder andere in de Middellandse Zee zorgt het feit dat de tonijnen voor de vetmesterij bestemd zijn ervoor dat ze niet steekproefsgewijs in de vangsten geteld kunnen worden. Frankrijk, Spanje en Itali� vangen samen 50% van alle (aangegeven) blauwvintonijnvangst en er bestaan internationale overheidsinstanties die belast zijn met het beheren van de visquota en -praktijken... en toch gaat de situatie er nog altijd verder op achteruit.
Tegenover de vraag, gesteund door de Verenigde Staten en Europa, om de internationale handel in tonijn eenvoudig te verbieden, stelt de Europese Unie een artisanale visvangst voor, zodat haar lidstaten nog enige manoeuvreerruimte behouden. De betrokken Lidstaten van de Europese Unie moeten immers verplicht herstelplannen voor het blauwvintonijnbestand opmaken. Als die plannen niet binnen de gestelde termijn voorgelegd worden, komt het visseizoen (mei-juni) in het gedrang. Voor 2011 werden 50% van de quota toegestaan voor de zes betrokken lidstaten (Itali�, Frankrijk, Spanje, Malta, Cyprus en Griekenland). Voor sommige belanghebbende partijen is zelfs dit nog te veel.
Consumenten die willen bijdragen aan de bescherming van de blauwvintonijn, kunnen hun consumptie van dat product beperken of op zijn minst tonijn kopen dat het het MSC-label toegewezen kreeg, dat garandeert dat een vis duurzaam gevangen is. |