Passiefhuizen zijn zo goed geïsoleerd dat een vuurhaard bij gebrek aan zuurstof soms vanzelf dooft. Maar soms blijft de brandhaard smeulen. Een raam of een deur openen volstaat om een explosie of een steekvlam te veroorzaken. Dit leidt tot zeer gevaarlijke situaties zowel voor de bewoners als voor de brandweer. Doordat bij passiefhuizen de warmte ook niet naar buiten kan, loopt de temperatuur rond de brandhaard veel hoger op dan bij een "normale" brand. Bij voldoende ventilatie ontsnapt 35 % van de warmte naar boven en 65 % van de warmte naar de zijkanten. In een passiefhuis wordt al die warmte teruggekaatst op de oorspronkelijke vuurhaard. Brandweerlui worden dan geconfronteerd met veel hetere vuurhaarden. Het ministerie van Binnenlandse Zaken beslist eind dit jaar of architecten en bouwondernemers op een andere manier passiefhuizen moeten bouwen. Het OIVO gaat zeker akkoord met de promotie van de bouw van passiefhuizen als een manier om de CO2-uitstoot terug te dringen, maar wil de aandacht van de overheid toch ook trekken op de veiligheid van duurzame bouwmaterialen. Het kan volgens het OIVO niet dat het gebruik van dergelijke materialen leidt tot de bouw van woningen die extreem gevaarlijk zijn om in te wonen. Daarom vraagt het OIVO dat de overheid grondig onderzoekt hoe men de passiefhuizen veiliger kan maken. |